X-Git-Url: https://git.martlubbers.net/?a=blobdiff_plain;f=semantics.tex;h=f7fb7faaeb275084c8127acc152ad400b5903e82;hb=d5eb78db13b8b04fdf0a3edf3e636dd9006948af;hp=34acedcbbde9c32ad6e47d8c48466cafa23a17cc;hpb=5088eeeebeb83674eb2e5e84f22a7c2331e38dcf;p=sec1415.git diff --git a/semantics.tex b/semantics.tex index 34acedc..f7fb7fa 100644 --- a/semantics.tex +++ b/semantics.tex @@ -1,21 +1,23 @@ \subsection{Structurele operationele semantiek} Bij natuurlijke semantiek(ns) ligt de nadruk op de relatie tussen de begin en -de eind state. Het nadeel hiervan is dat programma’s die niet termineren geen +de eind state. Het nadeel hiervan is dat programma's die niet termineren geen bewijsbomen hebben. Hierdoor is het niet mogelijk om eigenschappen te bewijzen -voor zulke programma’s. Bij structurele operationele semantiek(sos) ligt de +voor zulke programma's. Bij structurele operationele semantiek(sos) ligt de nadruk juist op de individuele stappen van de executie en zijn er w\'el -bewijsrijen voor programma’s die niet termineren.\\ +bewijsrijen voor programma's die niet termineren.\\ Om deze redenen hebben we gekozen voor sos.\\ Een toestand in onze semantiek wordt beschreven door drie stacks; input, output en programma. Respectievelijk benoemen we deze met $s_i, s_o, s$ en beschrijven ze de STDIN, STDOUT en interne stack van het programma. Stacks worden gerepresenteerd als: $s=[e_0, e_1, \dots, e_n]$ waarbij $e_i\in\mathbb{Z}$ - en waarbij het bovenste element op de stack gerepresenteerd word door het + en waarbij het bovenste element op de stack gerepresenteerd wordt door het eerste element in de lijst.\\ -Het transitie systeem zal twee verschillende transities kennen, namelijk:\\ +Het transitiesysteem zal twee verschillende transities kennen, namelijk:\\ $\langle S, s_i, s_o, s\rangle\Rightarrow\langle S', s_i', s_o', s'\rangle$ en\\ $\langle S, s_i, s_o, s\rangle\Rightarrow\langle s_i', s_o', s'\rangle$\\ -Waarbij de laatste transitie duidt op een terminerende transitie en de eerste +Waarbij de laatste transitie duidt op een transitie waar een volgende transitie +aanwezig is en genomen kan worden. De tweede duidt op een transitie waarbij er +geen volgede beschikbaar is en het programma dus termineerd. op een niet terminerende transitie.\\ \subsection{Semantiekbeschrijving} @@ -112,8 +114,6 @@ Deze functie past de stack aan als er een integer naartoe geschreven word:\\ $$\mathcal{INN_S} : Stack \rightarrow Stack$$\\ Deze functie haalt het bovenste element van de input stack en stopt dit element bovenop de output stack.\\ -(outchar, inchar)\\ - Met behulp van deze gedefinieerde functies kunnen we nu de volgende semantiekregels opstellen:\\ \begin{alignat*}{2} @@ -168,11 +168,5 @@ Met behulp van deze gedefinieerde functies kunnen we nu de volgende semantiekreg {[outnum_{sos}]} \qquad & \langle outnum, s_i, s_o, s\rangle \Rightarrow \langle s_i, \mathcal{OUTN_{SO}}(s_o),\mathcal{D}(s)\rangle\\ -{[inchar_{sos}]} \qquad & -\langle inchar, s_i, s_o, s\rangle \Rightarrow -\langle s_i, s_o, s\rangle\\ -{[outchar_{sos}]} \qquad & -\langle outchar, s_i, s_o, s\rangle \Rightarrow -\langle s_i, s_o, s\rangle\\ \end{alignat*}